CURZIO MALAPARTE
IL BALLO AL KREMLINO
In die tijd was Moskou nog de Heilige Stad van Rusland, de aloude, edele Drempel naar de Oriënt, het Derde Rome, hoofdstad van een immens continent van boeren, soldaten, loontrekkers, studenten, joden, kozakken en Tartaren dat beheerst werd door een legertje bleke, zwijgzame communisten. In het Kremlin zetelde op de antieke troon van de ortodoxe tsaren een man van klein postuur met korte armen en gitzwarte glanzende ogen. Zijn naam was Stalin. Rond de troon van Stalin stond de nieuwe Marxistische adel, die gretige, woeste en bandeloze kliek van communistische bojaren, parvenu’s en profiteurs van de revolutie, balletdansers, toneelspeelsters en proletarische merveilleuses, die de plaats van de aristocratie van het oude regime had ingenomen en korte tijd later, na afgrijselijke geheime processen, op de luchtplaats van de Loebjankagevangenis zou vallen onder het lood van de executiepelotons.