Mijn droom is van mij
In 1990 verscheen in Privé-domein Het boek der rusteloosheid van Fernando Pessoa, een dagboek gevoerd door hulpboekhouder Bernardo Soares, een van de vele afsplitsingen waarvan de meester der heteroniemen zich in zijn schrijversloopbaan heeft bediend.
Nu, vijf jaar later, volgt dan een tweede deel Pessoa in Privé-domein, waarin de schrijver zelf aan het woord komt. Aan de hand van brieven, dagboekfragmenten en beschouwingen ontstaat een beeld van Pessoa’s opvattingen over kunst, literatuur, politiek en vriendschap.
Schrijnend zijn de passages over de zelfmoord van Mário de Sá-Carneiro, Pessoa’s enige echte vriend, van wie bij De Arbeiderspers de novelle De bekentenis van Lúcio verscheen. Uit toon en teneur van de vele teksten blijkt hoe nauw verwant Bernardo Soares en Pessoa zelf zijn, zodat beide boeken als caleidoscopische vervolgdelen kunnen worden gelezen.
Aangrijpend in Mijn droom is van mij is het relaas van de enige – schuchtere – poging tot het aangaan van een liefdesrelatie die Pessoa in zijn leven heeft ondernomen. Die liefde gaat uit naar Ophélia Queiroz, die in I920 als negentienjarige komt werken op een van de kantoren waaraan Pessoa als handelscorrespondent verbonden is. Er ontspint zich een levendige briefwisseling, die enkele maanden aanhoudt en negen jaar later kortstondig wordt hervat, ook al heeft het geen zin, omdat liefde en literatuur – beseft Pessoa – elkaar uitsluiten. ‘Wat heb je eraan iemand te laten lijden die je niets misdaan heeft […]. Ik geef toe dat dit allemaal komisch is, en het meest komische in dat alles ben ik.’