Horns ondergang

De zelfmoord van een man zet in een klein Oostduits stadje een aantal mensen aan het denken over hun eigen leven en hun betrokkenheid bij de dood van hun medemens.

Recensie

De roman verplaatst ons naar een ingedommeld Oostduits provinciestadje in de jaren ’50. Dr. Horn, conservator van het streekmuseum aldaar, is een stugge, eenzelvige, verbeten man. Als dan in dit wereldje van verveling, argwaan, jaloezie en intrige meneerHorn zich verhangt, schrikt men op uit dat lamlendige leven. Dit proces wordt suggestief vastgelegd in de herinneringen van personen die min of meer met H. in contact gekomen zijn. Zo komen aan het woord: de burgemeester, de dokter, Thomas de apothekerszoon, de hospita van H. e.a. Deze vertelstructuur – telkens een stukje uit het geheel blootleggend, wat op zich al een ontroerende, dreigende of deprimerende scene is – geeft een effect van een trapsgewijze climax. Geen ontspanningslectuur, wel een die aanhooggespannen verwachtingen beantwoordt. De auteur geb. 1941 in Silezië, studeerde in Leipzig en Berlijn, dramaturg en toneelschrijver, wijdt zich sinds 1979 geheel aan de belletrie. Dit is zijn tweede roman die o.i. nog meer succes zal hebben dan zijn debuut. (De onkwetsbaren). (Recensie De Boekensalon)