Ricardo Domeneck De bange huid heelt: en herbegint 1. die verwarring in ’t begin, vork die niet in de mond past en het eten valt op een verschrikt bord; het glas van het water stoot tegen je tand. Je keel steekt zijn handen uit van lust. 2. Het klamme katoen tegen mijn
Aan denken over hoe het vroeger was, toen al wat is nog te gebeuren stond, kleeft iets precairs: je maakt een cirkel rond door lang vervlogen jaren met wat pas gebeurd is in verband te brengen – lont voor ’n felle brand die onder hemd en jas woedt waar het hart bonkt
In de langwerpige slaapkamer staat zijn bed tegen de korte muur aangeschoven. Ernaast een tafel met lampetkan en schotel. Haaks op de andere korte muur het bed van zijn vrouw. Tussen beide spondes een divan en een commode plus spiegel. Zowel aan de kant van de schrijver als aan die van zijn echtgenote geeft